Heb jij een tip voor de redactie?
Of een nieuwtje?
Het discrimineren, marginaliseren en stigmatiseren van mensen met een handicap wordt in de Engelse taal Ableism genoemd. Kindercoach en schrijfster Yvette den Brok-Rouwendal vertaalde dit 35 jaar geleden naar ‘Validisme. Maar wat houdt dit precies in? Ze legt het hieronder aan je uit.
Zoals seksisme staat voor discriminatie op grond van sekse en racisme voor discriminatie op grond van huidskleur, zo staat validisme voor discriminatie op grond van handicap. Ik ben dat woord gaan gebruiken toen ik in de jaren ’80 van de vorige eeuw actief was in een politieke partij, waar ik graag aandacht wilde vragen voor de sociaal-maatschappelijke positie van gehandicapte mensen.
Als ik die positie onder woorden bracht werd het zo’n geklaag: de toegankelijkheid laat zoveel te wensen over, reizen met het Openbaar Vervoer gaat niet bepaald van een leien dakje als je in een rolstoel zit, je wordt vaak onderschat, je hebt minder kans op een baan, op een gepassioneerde relatie en op fijne seks, enzovoort.
Het is allemaal waar, maar het klinkt zo sneu en het wekt zo sterk de indruk dat gehandicapt-zijn rampzalig is. Die indruk wilde ik niet wekken. Het hebben van een handicap is niets meer dan een eigenschap. Een eigenschap dat je nu eenmaal kan hebben en waar je best trots op kunt zijn, al is het maar omdat je handicap je voor een belangrijk deel maakt tot wie je bent.
Wat het hebben van een handicap soms wel rampzalig maakt is dat anderen denken dat het hebben van een handicap rampzalig is en op je op die manier gaan behandelen. Dat is discriminatie, óók als het niet bewust en met de beste bedoeling gebeurt.
Uit de Verenigde Staten waaide het woord ‘ableism’ over en dat sloot aan bij wat ik zocht: een woord dat uitdrukt dat er niets mis is met het hebben van een handicap, maar dat er iets mis is met hoe de samenleving daarmee omgaat. Zoals dat ook is bij vrouwen die met seksisme worden geconfronteerd en bij mensen met een huid die niet wit is en daardoor met racisme te maken krijgen. Een woord dat de vinger daadwerkelijk op de werkelijke zere plek legt. Ik adopteerde het woord, maakte er het Nederlandse woord ‘validisme’ van en ging ermee aan de slag.
In conferenties van mijn politieke partij vroeg en kreeg ik het woord over validisme en ik merkte dan werd begrepen wat ik ermee bedoelde. Er werden door mij én door niet-gehandicapte partijleden verbanden gelegd met andere vormen van discriminatie en daardoor werd duidelijk dat discriminatie op grond van het hebben van een handicap bestaat. Dat was precies wat ik over wilde brengen.
Met name met vrouwen die zich binnen mijn politiek partij met de strijd tegen seksisme bezighielden, kreeg ik warme, ondersteunende gesprekken. We zagen verbanden tussen validisme en seksisme. Bijvoorbeeld dat zowel over vrouwen als over gehandicapte mensen werd – en soms nog steeds wordt – gezegd dat ze niet betaald kunnen werken, omdat ze nu eenmaal vrouw of gehandicapt zijn.
Dit klopt natuurlijk niet. Gehandicapte mensen en vrouwen kunnen best betaald werken. Ze komen alleen minder makkelijk aan een betaalde baan, omdat de samenleving blijkbaar vindt dat ze niet op de arbeidsmarkt thuishoren, al is het beeld van vrouwen op de arbeidsmarkt inmiddels gelukkig aardig bijgedraaid.
Daarnaast ik ontdekte ik dat ik als gehandicapte vrouw óok met seksisme te maken had. Ik had nooit zo stilgestaan bij het feit dat ik een vrouw ben, om de simpele reden dat ik door anderen steeds wordt aangesproken op mijn handicap. Daar schrok ik van. Het is toch niet goed te praten dat ik – en waarschijnlijk dus meer gehandicapte mensen - zó eenzijdig naar mezelf was gaan kijken, dat ik alleen nog oog had voor mijn handicap en niet voor mijn andere eigenschappen, zoals mijn vrouwelijkheid?!
Wat ik vooral leerde door de gesprekken met de vrouwen die met de strijd tegen seksisme bezig waren en door de discussies die ontstonden over wat ik op partijcongressen over validisme vertelde, is hoe belangrijk het is om aan iets wat je in je leven ervaart een naam te geven. Want als iets een naam heeft, kun je erover nadenken, erover praten, het van allerlei kanten bekijken, er theorieën over formuleren om daar vervolgens weer nuances in aan te brengen en sommige punten juist aan te scherpen.
Ik ging het woord validisme zien als machtsmiddel; als wapen om discriminatie op grond van handicap op te kaart te zetten en de wereld uit te helpen.
Validisme hield me zo bezig dat in besloot voor mijn hbo-studie agogisch werker af te studeren op een scriptie over dat onderwerp. Als één van de stappen daar naartoe organiseerde ik een les waarin mijn (niet-gehandicapte) medestudenten in groepjes van drie of vier met een rolstoel de straat op gingen om vervolgens verslag te doen van hoe zij dat hadden ervaren.
De ervaringen waren vond ik opmerkelijk en hadden in mijn ogen alles met validisme te maken. Ik noem er twee en laat graag aan jou, als lezer, over om er je eigen gedachten over te hebben en conclusies uit te trekken:
De eerste opmerkelijke ervaring ging ongeveer zo: een groepje van vier studenten was naar het park en weer terug gewandeld. Op de heenweg hadden ze een praatje gemaakt met mensen die aan de weg werkten. Het gesprekje ging gemoedelijk en vriendelijk en de student die in de rolstoel zat had even goed mee gekletst als de lopende studenten. Ze hadden niets gemerkt van wat ik wel eens vertelde: dat mensen over mijn hoofd heen praatten of de mensen soms dachten dat ik verstandelijk ook gehandicapt ben, alleen maar omdat mijn lichaam anders functioneert.
Echter, een andere student wilde ook eens ervaren hoe het is om in een rolstoel te zitten. Op de terugweg was die student daarom in de rolstoel gaan zitten. De vier studenten schoten al in de lach toen ze in de verte dezelfde wegwerkers weer zagen. Wat moesten zij ervan denken dat er nu er iemand anders in de rolstoel zat, terwijl de student die een kwartiertje geleden in de rolstoel zat er nu naast liep?
De verbijstering bij alle vier die studenten was groot toen de wegwerkers er zichtbaar niets van merkten en net zo’n gemoedelijk, vriendelijk gesprekje met hen aanknoopten als kort daarvóór.
De tweede opmerkelijke ervaring zal me altijd bijblijven: “Yvette,” zei de docent groepsdynamica die met de les had meegedaan, “ik gun jou een pistool. Een denkbeeldig pistool, waarmee je in gedachte mensen een kogel door hun hoofd kunt schieten. Want wat vond ik verschrikkelijk hoe mensen naar mij keken toen ik in die rolstoel zat. Zo denigrerend of overdreven vriendelijk en ook vaak ontwijkend, alsof ze me niet wilden zien. Als ik pertinent in een rolstoel zou zitten, zou het me helpen om mensen als straf voor zulk gedrag af en toe lekker neer te knallen, al is het maar in mijn eigen gedachten en zonder dat ze er iets van in de gaten hebben.”
In mijn volgende artikel over validisme zal ik je, aan de hand van concrete alledaagse voorvalletjes, leren om de verschillende vormen van validisme te herkennen.