Skip to Content
Terug naar het overzicht

Bij het Nederlands Jongeren Instituut (NJI) is niets bekend over lichamelijk gehandicapte jongeren die met de politie in aanraking komen. Dat is op zich natuurlijk prima, maar als kindercoach baart dat mij toch enige zorgen.

Ik kan allerlei plausibele redenen bedenken waarom wangedrag van lichamelijke gehandicapte jongeren door de politie niet wordt opgemerkt. Daarnaast vrees ik dat dit fenomeen óók wijst op het feit dat lichamelijk gehandicapte jongeren (te) weinig kans krijgen om flink te puberen en foute dingen te doen.

Het feit dat wangedrag bij lichamelijk gehandicapte jongeren zo weinig lijkt voor te komen, kan maar tot één conclusie leiden: blijkbaar kennen lichamelijk gehandicapte jongeren (te) weinig ‘onbewaakte’ momenten. Ik bedoel de momenten waarop ze geen volwassene om zich heen hebben en dus hun kans kunnen grijpen om foute dingen te doen.

“Dat je kind gaat puberen is reden tot een feestje!”

Dat tekort aan ‘onbewaakte’ momenten heeft méér gevolgen dan alleen ‘brave’ lichamelijk gehandicapte jongeren. Gevolgen die minder zichtbaar zijn, maar veel ingrijpender en die hen ervan weerhouden om te ontdekken wie ze in wezen zijn en hoe ze in het leven (willen) staan. Uiteindelijk is dat het doel van de puberteit.

Puberen begint met het allermoeilijkste

Pubers kunnen het gezinsleven behoorlijk vergallen en weten hun ouders dikwijls tot wanhoop te drijven. Maar als ouder weet je gelukkig dat het er allemaal bij hoort. Even googlen leert je dat het brein van je kind zich in rap tempo aan het ontwikkelen is. Het is bezig te leren om hoofdzaken van bijzaken onderscheiden, en dus wat belangrijk is en wat niet. Door dat proces in het brein ontwikkelt je kind zijn of haar eigen identiteit.

Dat je kind gaat puberen is dus reden tot een feestje! Je kind wordt groot, krijgt een eigen persoonlijkheid en gaat zelf nadenken, in plaats van zomaar aan te namen wat jij als ouder, de juf of meester en al die andere volwassenen beweren.

“Wie ben je en wat voel je, als je in je leven regelmatig gevoeld hebt dat mensen jou raar vinden?”

Wat de puberteit lastig maakt, is dat dat proces in het brein van je kind niet gewoon begint bij het onderscheiden van hoofd- en bijzaken van logische of beredeneerbare zaken. Onder invloed van allerlei hormonen begint het proces precies met wat nu net het allermoeilijkste is: de emoties. Vragen als ‘Wat voel ik?’, ‘Wie ben ik?’ en ga zo maar door schieten constant en in willekeurige volgorde door het brein van je kind. Dat zijn hele grote en spannende levensvragen voor een jongere die net geen kind meer is…

Nog lastiger

Voor gehandicapte kinderen is het wellicht nóg moeilijker om een bevredigend antwoord op dit soort vragen te vinden. Want wie ben je en wat voel je, als je in je leven regelmatig gevoeld hebt dat mensen jou raar vinden of zelfs buitensluiten? Alle shit die een kind in zijn of haar leven over zich heen heeft gekregen, kan immers tijdens de puberteit weer in volle hevigheid naar boven komen. Het wordt dan wel verwerkt en krijgt een (gezonder) plekje.

In feite kun je stellen dat hoe meer onaangename, nare ervaringen een kind heeft gehad, hoe heftiger zijn of haar pubergedrag is.hjh Helaas hebben gehandicapte pubers doorgaans als kind meer onaangename, nare ervaringen opgedaan dan niet-gehandicapte pubers. Het gaat namelijk niet alleen om ervaringen als nastaren of uitsluiting, maar ook om dingen die als gevolg van de handicap nu eenmaal noodzakelijk zijn. Denk daarbij aan frequente bezoeken aan artsen, onaangename (revalidatie)therapieën, als puber nog steeds aangekleed worden door je ouders, enzovoort.

“Bij dit proces kan je gehandicapte puber jou als ouder niet gebruiken.”

Krijgt een gehandicapte puber voldoende ruimte om flink te puberen, dan kun je bijna met zekerheid zeggen dat het grootste deel van de opgekropte nare ervaringen daarna goed is verwerkt.

Haat-/liefdeverhouding

Bij dit proces kan je gehandicapte puber jou als ouder niet gebruiken. Daarvoor zijn de gedachten die in zijn of haar hoofd rondspoken, te intiem en te ingewikkeld. Bovendien weet je puber één ding heel zeker: voelen zoals jij voelt en zijn zoals jij bent, is stom!
Dat je puberende kind zo denkt, is volkomen terecht. Hij of zij is immers bezig om zichzelf uit te vinden in plaats van jou als grote voorbeeld na te leven. Stiekem heeft je puberende kind jou dus wel degelijk nodig, al is het alleen maar om zich af te zetten.

Er is nog iets – wat een puber overigens niet makkelijk zal toegeven: het liefst wil hij of zij jou sparen. Gewoon omdat je puber zielsveel van je houdt. Daarom zal je gehandicapte puber de nare ervaringen die in de puberteit naar boven komen, niet graag met je delen. Hij of zij wil jou niet belasten met zijn of haar ingewikkelde gevoelens en gedachtenspinsels, waardoor je jezelf wellicht nog meer zorgen om hem of haar zou gaan maken dan je als ouder sowieso al doet.

“Als ouder rest je maar één taak: je kind bijsturen als het pubergedrag over de grenzen van het algemeen fatsoen gaan.”

Waarschijnlijk weegt dit voor gehandicapte pubers zwaarder dan voor niet gehandicapte pubers. Ze zien immers echt wel dat je je druk maakt over hoe je zoon of dochter zich – met handicap en al – in hemelsnaam staande zal houden, in een samenleving die meer en meer op perfectie gericht is.

Kortom, je puberende kind heeft een haat-/liefdeverhouding naar jou als ouder toe. Aan de ene kant wil je puber niet zijn zoals jij bent en zich niet voelen hoe jij voelt, maar aan de andere kant neemt je puber jou in bescherming. Dat is knap lastig!

Als ouder rest je maar één taak: je kind bijsturen als het pubergedrag over de grenzen van het algemeen fatsoen gaan. Verder kun je je puberende kind het beste met rust laten en gewoon laten puberen. Totdat alles verwerkt is, je kind zelf een antwoord heeft gevonden op alle lastig vragen en zijn of haar eigen identiteit heeft ontwikkeld.

Pubers en ouders zijn geen vrienden

Maar hoe laat je je puberende kind met rust, als hij of zij gehandicapt is en dus op jou is aangewezen voor hulp bij praktische, lichaamsgebonden handelingen, zoals wassen, aankleden, naar de wc gaan, enzovoort? Daar is geen pasklaar antwoord op te geven. In de literatuur kan ik er ook niets over vinden.

“Probeer vooral niet om vrienden met je puberende gehandicapte kind te blijven.”

Vanuit mijn ervaringen als kindercoach kan ik wel drie tips geven. Besef in de eerste plaats dat het voor je puberende gehandicapte kind minstens even moeilijk is om jou om hulp te vragen, als het voor jou is om aan je gehandicapte puber hulp te geven.

Houd de hulp verder zoveel mogelijk zakelijk en efficiënt. Daarmee zorg je niet alleen dat de (lastige) momenten van hulp geven en hulp ontvangen zo kort mogelijk blijven. Je creëert er ook meer ‘onbewaakte’ momenten mee, die voor je gehandicapte puber juist nu zo belangrijk zijn.

Probeer tenslotte vooral niet om vrienden met je puberende gehandicapte kind te blijven. Ik heb dat gezien bij een moeder van een jongen met een complexe verpleegkundige hulpvraag. Als verpleegkundige had zij hem zijn hele kindertijd zelf kunnen helpen. Dat was al die jaren ideaal geweest en zorgde voor een sterke band tussen moeder en kind.
Maar toen de jongen begon te puberen, bleef de moeder roepen dat zij de beste vriendin van haar zoon was en de jongen bleef dat ook bevestigen. Logisch, want de ‘vriendschappelijke’ band met zijn moeder garandeerde hem van de goede zorg, die hij zijn hele leven al van haar kreeg en waaraan hij gewend was. Die wilde hij niet op het spel zetten, maar dat hield hem wel tegen om flink te kunnen gaan puberen.

“Er zijn altijd andere manieren om in de hulpvraag van je gehandicapte puber te voorzien.”

Bedenk nieuwe manieren

Er zijn altijd andere manieren om in de hulpvraag van je gehandicapte puber te voorzien, die zowel voor jou als voor je gehandicapte puber goed kunnen voelen. Een heel creatieve oplossing vind ik die van een alleenstaande moeder die met haar twee gehandicapte puberzonen in een Fokus-woning ging wonen. Kort gezegd is dat een rolstoeltoegankelijke woning met hulp bij dagelijkse of lichaamsgebonden handelingen op afroep. De jongens hoefden dus geen hulp meer aan hun moeder te vragen, als ze dat niet wilden of als hun moeder er even genoeg van had.

Nu kan of wil niet elke ouder huis en haard verlaten voor een gehandicapte puber om in een Fokus-woning te gaan wonen. Dat hoeft ook helemaal niet. Als je zorgverzekeraar je financieel wil helpen of als je portemonnee het toelaat, kan je bijvoorbeeld overwegen om iemand thuis te laten komen. Die ingehuurde zorgverlener kan je gehandicapte puber helpen bij lichaamsgebonden handelingen, zoals wassen, aankleden en/of naar de wc gaan.

Vul niets voor je puber in

Er is nog één belangrijk ding dat ik als kindercoach graag ter overweging aan ouders van gehandicapte pubers wil meegeven. Een puber zit vrij regelmatig een beetje droevig voor zich uit te kijken. Ik zie vaak dat ouders van gehandicapte pubers op zulke ogenblikken geneigd zijn te denken dat hun puber verdriet heeft om zijn of haar handicap.

“Een puber zit vrij regelmatig een beetje droevig voor zich uit te kijken.”

Dat zou best kunnen kloppen, maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Er zijn immers ontzettend veel dingen waar je gehandicapte puber over moet nadenken! Bovendien is de kans groot dat de handicap hem of haar niet meer boeit, zeker als je puber al langere tijd gehandicapt is.

Besef op zo’n moment dat jij mogelijk iets voor je puber aan het invullen bent. Dat is nooit goed om te doen, bij niemand. Ook niet als het om je eigen lieve gehandicapte puber gaat.


0 mensen hebben gereageerd

Alles over rollen

Zoeken
Back to top