Heb jij een tip voor de redactie?
Of een nieuwtje?
Als regisseur staat Mari Sanders zelf meestal niet op beeld. Door de Rolstoel Roadmovie (2019) kwam daar verandering in. “Het deed iets in hem ontwaken”, zegt hij zelf. Na het onderzoek op enigszins veilige afstand in Europa zoekt hij het voor de nieuwe serie Mari staat op dichter bij huis. En daarmee ook; dichter bij zichzelf. Vanaf 9 mei neemt Mari ons mee op een vierdelige EO-serie door het waarom van de Nederlandse emancipatie van mensen met een handicap, of het gebrek daaraan.
“Deze serie is veel persoonlijker” Vertelt Mari via Zoom. Over de vraag waarom dat is moet hij even nadenken. “Voor de Rolstoel Roadmovie ging ik naar het buitenland. Dan is het heel makkelijk om te zeggen ‘maar dat is alleen daar’. Nu in Nederland ben je letterlijk en figuurlijk dichter bij huis. Dit is het land waarin ik zelf ben opgegroeid, er komen jeugdherinneringen boven.”
Het deed hem ontwaken: “Opeens kwam ik tot de realisatie: in hoeverre kun je spreken van het accepteren van je handicap, als de samenleving je handicap niet accepteert? Er kwam een soort activisme naar boven, dat ik dan weer voor de serie wilde balanceren met mijn persoonlijke ervaring.” Over wat activisme inhoudt verschillen de meningen nogal. Dat van Mari? “Als je het heel saai, praktisch definieert zou ik zeggen ‘iets in beweging willen zetten’, actie ondernemen, hoe dat er ook uit ziet.”
Het debat over handicaps staat al 50 jaar stil
De emancipatie van mensen met een handicap komt eigenlijk maar mondjesmaat op gang, constateert Mari: “Ik heb boeken in de kast staan uit de jaren ’70, als ik die lees schrik ik: het debat over handicaps staat al 50 jaar stil. Het lijkt wel of de emancipatiebeweging van mensen met een handicap maar weinig gezien wordt. Gaat het over diversiteit of emancipatie dan denken veel mensen aan vrouwen, mensen van kleur, LHTBQI+… allemaal heel belangrijk natuurlijk, maar het voelt toch gek dat mensen met een handicap vaak helemaal niet benoemd worden.”
“Ik heb vaak het gevoel dat een handicap meer wordt gezien als een soort medische bijsluiter, in plaats van iets dat hoort bij de mensheid. Een handicap is natuurlijk net zo goed onderdeel van wie je bent.” Veel te vaak blijven mensen met een handicap buiten beeld of er wordt er een verkeerd beeld van hen neergezet. “Ik vraag me vaak af; waar komt toch ons beeld vandaan dat mensen met een handicap altijd hulp nodig hebben, verzorgd moeten worden?”
Het komt op Mari vaak over alsof mensen met een handicap hulpbehoevend en zielig zijn. “Ja, of paralympische held.” Er lijkt geen midden te zijn van mensen die gewoon zijn. Mens zijn. Iedereen heeft wel eens hulp nodig, dat is ook helemaal niet erg. Dat zou gewoon moeten zijn voor iedereen, met en zonder handicap. We moeten af van het automatisme vindt hij: “Er wordt zo snel vanuit gegaan dat als je een handicap hebt, je ook naar speciaal onderwijs moet en een speciale werkplek moet krijgen. Waarom overal dat woordje speciaal voor?” volgens hem moet er veel meer gekeken worden naar wat iemand wel of niet kan. Dat is een betere basis dan of iemand een handicap heeft of niet.
Kijk, dat mensen elkaar willen helpen is natuurlijk niets mis mee
Dat neemt niet weg dat de intenties vaak goed zijn. “Maar, de weg naar de hel wordt ook geplaveid met goede intenties.” Grinnikt Mari. “Dat klinkt misschien naar, maar die goede intenties kunnen zó in de weg zitten. Als je er iets van zegt, val je iemand aan op goede intenties, dat valt niet altijd goed.” Toch is dat juist de grens waarnaar Mari op zoek gaat in de serie.
“Ik stel de waarom-vraag zo veel mogelijk. Zo ga ik op zoek naar mogelijkheden om te lopen; ik spreek artsen, onderzoek alternatieve geneeswijzen en bezoek een Pinkstergemeente waar men gelooft in genezing door te bidden. Bij al die mogelijkheden vraag ik mij steeds af; waarom?” Dat geldt niet alleen voor de methoden, Mari vraagt zich ook af hoe ver hij zou willen gaan om te kunnen lopen. Waarom zou je eigenlijk willen lopen?
Dat sluit mooi aan bij het gedachtengoed van het VN-verdrag Handicap, dat uitgaat van de persoon. Daarbij moet dan ook niet de oplossing voor ontoegankelijkheid worden gezocht bij de persoon zelf – bijvoorbeeld door te lopen met een robotpak – maar in de maatschappij. Dat gedachtengoed staat haaks op hoe er nu in Nederland vaak met een handicap wordt omgegaan. “Kijk, dat mensen elkaar willen helpen is natuurlijk niets mis mee. Maar er zit een wereld van verschil tussen ‘ik help je wel even’ en ‘geef het gerust aan als je hulp nodig hebt’. Die laatste gaat uit van gelijkwaardigheid. ‘Ik help je even’ gaat uit van hulpbehoevendheid, van verschil. Daar moeten we vanaf.
Beeldvorming heeft daarin een hele grote rol. We moeten weg van dat ‘zielige gehandicapte’ maar óók van het altijd maar ‘paralympische held’-beeld. We zijn gewoon mensen.” Daarom verbaast het Mari ook wel dat er niet zoiets bestaat als een Pride voor mensen met een handicap. Als hij erover praat, begint hij te glimmen: “Dat zou toch prachtig zijn? Als we onze handicap en onze diversiteit zouden vieren met een groot toegankelijk festival?”
Wie denkt dat de serie een soort grote Mari-show wordt heeft het echter mis. “Ik word in de serie vaak tegengesproken. En terecht. Dat vind ik juist ook mooi; van elkaar leren maar ook het debat voeren. Het is denk ik ook heel belangrijk om juist het debat tussen mensen met een handicap te blijven voeren.” Daarbij gaat het bijvoorbeeld over de vraag naar genezing of lopen met hulpmiddelen als een robotpak, maar ook over de naam.
Voor mij is handicap echt een soort geuzennaam
“Ik ben heel erg van het beestje bij de naam noemen. Maar de een beleeft dat anders dan de ander. Voor mij is handicap echt een soort geuzennaam, die mag er zijn.” Een woord als invalide is toch echt wel uitgerangeerd, vindt Mari: “Dan zeg je letterlijk dat ik ongeldig ben, dat zouden we over niemand moeten zeggen.”
Op zijn ontdekkingsreis komt hij dan ook veel verschillen tegen, er zijn veel goede intenties die niet altijd fijn uitpakken. “Je moet echt een balans vinden in die intenties en wat er eigenlijk mee gezegd wordt. Als een goede intentie ervoor zorgt dat iemand zich juist klein en hulpbehoevend gaat voelen moeten we daar ook kritisch op durven zijn. Maar we moeten ook niet alles afschieten. Spelen op de bal, niet op de man.
Het beeld zoals we dat nu hebben van mensen met een handicap komt ook ergens vandaan, dat wil ik ook onderzoeken in de serie. Waarom denken we zo?” Toch zitten er echt wel grenzen aan wat acceptabel is, vindt Mari: “Stel nou dat je hetzelfde zou zeggen tegen een andere minderheidsgroep, vervang het woordje handicap eens door vrouw, of stel je voor dat je iemand aanspreekt van kleur… zou het dan nog steeds kunnen? Zo nee, dan kun je het ook niet zeggen tegen of over iemand met een handicap.”
Je kunt niet stellen dat we geen rekening hoeven te houden met een minderheidsgroep, vindt Mari: “Een democratie is per definitie een meerderheid die rekening houdt met alle minderheden.” Dat niet iedereen direct voor zichzelf opkomt op het moment dat er iets onacceptabels wordt gezegd of gedaan, wil niet altijd zeggen dat er niets aan de hand is: “Het is mij in de serie ook gebeurd, maar op zo’n moment schiet je vaak in overlevingsmodus. Je wil meedoen en realiseert je soms pas later wat er eigenlijk gebeurd is.” Wat dat betreft is er dus nog genoeg te doen op het gebied van bewustwording en emancipatie van mensen met een handicap.
Ik ben niet zo gauw op mijn teentjes getrapt.
Daarom eindigt de serie met een actie. “Ik zei het al, activisme is in actie willen komen, dus dat doe ik. We lanceren de campagne Vraag het eerst. Daarvoor heb ik spotjes opgenomen met verschillende mensen. In de laatste aflevering van de serie gaan we ook met elkaar de straat op.” Een goede reden om de serie te kijken dus, en ook de campagne op vraagheteerst.nl te bekijken.
Een interview dat gaat over een serie waarin de waarom-vraag centraal staat kan natuurlijk maar op één manier passend worden afgesloten: waarom de naam Mari staat op? “Ja je mag me nu natuurlijk wel van plagiaat beschuldigen want Wij Staan Op! bestaat al veel langer”, lacht Mari, “Maar het antwoord is eigenlijk heel simpel: het dekt de lading. Van de eerste aflevering, waarin ik letterlijk onderzoek welke mogelijkheden er zijn om te staan en lopen, tot aan de afsluiting met de campagne waarin we voor onszelf opkomen, voor onszelf opstaan. Mari staat op dekt gewoon perfect de lading van het programma. Die beeldspraak is misschien ook juist wel een beetje ironisch.” Dat mag ook wel, vindt Mari: “Ik ben niet zo gauw op mijn teentjes getrapt.” Misschien helpt het dat die tenen, in zijn rolstoel, altijd een beetje boven de grond zweven?