Heb jij een tip voor de redactie?
Of een nieuwtje?
Van jongs af werd ik regelmatig de hemel in geprezen. Gewoon zomaar. Tantes, ooms, kennissen en buren, allemaal volwassen mensen, ze vonden het stuk voor stuk geweldig wat ik deed. Ik kon zo goed praten, mooi zingen, ze hoorden me zowaar vaak lachen, ik keek zo pienter uit mijn oogjes en ik was nog leuk ook. Als we een feestje hadden kon het niet op met de complimenten.
Ik deed de dingen die de meeste kinderen doen, maar bij mij waren ze ineens heel, heel, heel bijzonder. Blij werd ik zelden van dat gejubel. Ik snapte het niet. Om mijn zusje en broertjes jubelden ze nooit zo. Ook zij konden goed praten, zingen en lachen en ze keken echt bepaald niet dom uit hun ogen. ‘Och, ze zijn overvriendelijk, maar ze menen het goed hoor’, aldus mijn moeder, sussend. Aha, overvriendelijk heette het dus.
Mijn hele leven bleef en blijf ik overvriendelijke mensen tegenkomen. Ondertussen weet ik, meestal althans, hoe te handelen als iemand het al te bont maakt. Dat heeft tijd, schaamte, ergernis, verdriet, woede, bakken energie en weet ik wat niet al meer gekost.
Even terug naar vroeger, de tijd dat het complimentjes regende. Vanwege een vestje dat me zo leuk stond, vanwege dat ik helemaal zelf aan de hoepels van mijn rolstoel draaide en dan zomaar vooruitging. En dat ik op mijn tiende (!) al kon lezen. Tsjonge, jonge, jonge, ik leek wel een wonder.
Zelf aan de hoepels van mijn rolstoel draaien was voor mij de gewoonste zaak van de wereld, zoiets als lopen voor mijn vriendjes. En alle kinderen van tien die ik kende lazen alsof ze niet anders gedaan hadden. Toen ik eens een spreekbeurt over mijn hondje hield kwam er toevallig hoog bezoek uit Den Haag op school. Er was een fotograaf bij. En precies (was dat wel toeval?) toen ik voor de klas, tamelijk schutterig, mijn verhaal vertelde, stapte de Haagse delegatie met fotograaf de klas binnen om te luisteren.
Na afloop kreeg ik een staande ovatie van de delegatie. Nooit had ze zo’n goede speekbeurt gehoord zei een vrouwelijk lid van de delegatie. Of ik die echt helemaal zelf gemaakt had vroeg ze aan de juf.
‘Wat knap, wat knap, wat knap van zo’n kind!’ De krant berichtte de volgende dag over het bezoek met een foto van mij, ‘zo’n kind’, ernaast. Het bijschrift: Deze dappere elfjarige invalide leerling hield een prachtige spreekbeurt. Ik kreeg het benauwd, ook al zei mijn moeder dat ik er mooi op stond. Mijn klasgenootjes vonden het raar dat alleen ik op de foto stond. ‘Oh, maar dat is alleen omdat je niet kunt lopen hoor’, aldus mijn buurmeisje, streetwise als ze was.
Het gejubel wende niet, ik kreeg het steeds benauwder. Bevangen door ongemak wendde ik vaak automatisch mijn blik af, mompelde iets van ‘valt best mee hoor’ en probeerde weg te komen of gauw over iets anders te praten. Dat laatste lukte meestal niet, weglopen met verlamde benen al helemaal niet. Het werd me steeds duidelijker dat ik vooral complimenten kreeg omdat ik zó was zoals mijn moeder al eens gezegd had, Vanwege die verlamde benen dus, en die rolstoel dus, dat ik zielig was dus.
En precies omdat ik zielig was gingen de mensen zich met me bemoeien dus. Want ja, dat je altijd aardig moet doen tegen mensen die zielig zijn, zei mijn vriendinnetje.
Ik begon te snappen hoe medelijden werkt, hoe afschuwelijk dat voelt vooral. Ik was eerst en vooral iemand waar mensen medelijden mee hadden en daarom vonden ze vaak iets wat voor mij normaal was heel bijzonder. Bij andere kinderen jubelden als ze iets heel goed konden. Zoals een instrument bespelen of heel snel uit je hoofd rekenen. Als ik geprezen werd voor iets wat ik goed gedaan had dacht voortaan automatisch: ze zeggen dit alleen omdat ik niet kan lopen.
Steeds meer nam de vraag of ik eigenlijk wel iets kon me in beslag. Dat ik eigenlijk niks kon was het antwoord meestal. En dat ik door de mand zou vallen als mensen daar achter kwamen, wat natuurlijk elke dag kon gebeuren. Ziedaar het ‘bedriegerssyndroom’, zoals dat tegenwoordig heet, was geboren. Leven met zo’n syndroom is geen pretje. Steeds dat stemmetje in je hoofd dat zegt dat je eigenlijk niet goed genoeg bent. Altijd meteen denken dat een compliment niet gemeend is, want ja, ik...
Gelukkig liet ik het syndroom achter me, leerde me te wapenen tegen Het Medelijden, het te relativeren. Met vrienden had ik er regelmatig lol om en ik maakte er als dat zo uitkwam ook lekker gebruik van. Zoals in de kroeg. Mannen die te vaak diep in het glaasje keken kwamen dikwijls naar me toe om te klagen over hun vrouw die niet meer zo leuk was, de baan die tegenviel en erger nog: over de hele wereld die tegen hen was. Maar ja, ík had het natuurlijk het allerzwaarst.
Vergeleken bij mijn leed viel hun (vermeende) leed in het niet. Wat bewonderenswaardig dat ik ook naar het café ging! Zo moedig dat ik niet met rolstoel en al de gracht in reed. Ik was hun heldin en inspiratiebron. Nee, hoefde ik niks speciaals voor te kunnen, gewoon zó (vul in wat zó voor hen betekende) zijn als ik was. Ik verdiende gratis drankjes ‘Ober, zet er nog een neer bij meisje Jorissen en geef die lui ernaast ook iets,’ t is fantastisch dat ze met ‘zo iemand’ optrekken.’ Voor een avond gratis drinken met vrienden nam ik een portie medelijden best op de koop toe.
Geen situatie zo gewoon voor mij of er valt wel iets inspirerends in te zien voor mensen die daar behoefte aan hebben. Door iemand klein te maken word je zelf groter, voel je je sterker en meer gemotiveerd om iets te doen wat je moeilijk vindt. En dat is lekker... Kennelijk hebben mensen zoiets – als ik zie hoe makkelijk ze een poging doen – hard nodig ook. Door gehandicapte mensen te objectiveren kun je je eigen kracht mobiliseren.
Meestal is er geen opzet in het spel. Veel mensen hebben volgens mij geen idee wat ze zeggen en doen. Het zegt veel over hun onwetendheid, maar gunstig is het voor niemand. Niet voor henzelf omdat ze het zo nodig hebben vooral de beperking te zien in plaats van de mens, niet voor de gehandicapte mens die als mens gezien wil worden, niet als object.
De laatste jaren tiert, vooral in Amerikaanse en Britse social media, de inspiratieporno welig. Jawel, dit verschijnsel heeft een naam. Afgelopen 2014 plaatste de Britse Stella Young, actrice, schrijfster, gehandicapt en disability activist een TED Talk op YouTube. Het onderwerp: inspirational porn. In deze Talk legt ze precies uit wat dat is. Young leeft niet meer, maar ze houdt de wereld een spiegel voor. Ze heeft een begrip gemunt waar veel jonge activistische gehandicapte mensen op voortborduren.
Volgende keer meer over de uitdijende inspiratieporno-koorts op social media en de (alleen negatieve?) gevolgen ervan.
Kijk vooral ook eens naar de TED Talk I’m not your inspiration, thank you very much van Stella Young.
Herken of ken jij dit verschijnsel? Hoe noem jij het, en hoe reageer jij er op? Laat het hieronder weten!